1:03:10
Jezus.
1:03:12
Hij is dwars door het vlees gegaan.
1:03:15
Straks moet ik kotsen.
1:03:17
- Praat ergens over.
- Waarover?
1:03:20
Doet er niet toe. Vertel over m'n zoon.
1:03:25
Hij is even groot als ik.
1:03:31
Hij heeft jouw ogen.
1:03:36
Hoe is hij?
1:03:38
Je vertrouwt hem.
Hij heeft een bepaalde kracht.
1:03:43
Ik zou m'n leven voor hem geven.
1:03:48
Ik weet in ieder geval al
hoe ik hem moet noemen.
1:03:52
Weet je wie de vader is?
Zodat ik hem niet wegstuur als ik hem zie.
1:03:57
John sprak niet veel over hem.
1:04:00
- Hij sterft voor de oorlog...
- Wacht.
1:04:04
Ik wil het niet weten.
1:04:07
Heeft John je gestuurd?
1:04:10
Ik heb het zelf aangeboden.
1:04:13
- Waarom?
- Ik wilde de legende ontmoeten.
1:04:18
Sarah Connor. Ze leerde
haar zoon vechten, organiseren.
1:04:24
Ze bereidde 'm
van kinds af aan erop voor.
1:04:26
Toen je onderdook voor de oorlog.
1:04:32
Je spreekt erover in de verleden tijd.
1:04:36
Ik word er gek van.
1:04:41
Weet je zeker dat ik het ben?
1:04:44
Ik weet het zeker.
1:04:46
Zie ik eruit
als de moeder van de toekomst?
1:04:52
Ben ik taai? Georganiseerd?
lk schrijf mijn cheques niet eens op.
1:04:59
Ik heb niet om die eer gevraagd
en ik wil 'm niet.