:33:15
We stoppen hier.
:33:19
Het is geen weer om te reizen.
:33:25
Kom maar mee, meid.
Jongen, bedoel ik. Kom hier, jongen.
:33:33
Kom, het is koud.
:33:40
Ik ben ook wel aan rust toe
na gisteravond.
:33:48
Die wolf zou me vermoord hebben.
Het was vreselijk.
:33:53
Maar hij verscheurde de boer
en liet mij met rust.
:34:01
Dat is nog niet alles.
Er was een vrouw.
:34:07
Ze was net porselein. Haar blauwe ogen
leken op de ogen van een vogel.
:34:17
En haar stem was
als de lieflijke tonen van een engel.
:34:23
Heeft ze gesproken ? Wat zei ze ?
- Ik vroeg haar of ik droomde.
:34:31
Dat beaamde ze.
:34:35
Ik ben niet gek. U moet me geloven.
- Ik geloof je ook. Ik geloof in dromen.
:34:45
Juist, ja.
:34:49
Had deze vrouw toevallig een naam ?
- Die heeft ze niet genoemd. Hoezo ?
:34:59
Misschien wil ze mijn dromen
ook binnenlopen.