:19:00
	Zeg het maar.
:19:02
	Hij zit voor ons.
We zitten op de 101 .
:19:05
	We komen eraan. Raak 'm niet kwijt.
:19:23
	Hé, wat moet dat?
:19:38
	Hij slaat op hol.
-Hoe kan dit?
:19:40
	Hoe denkt een robot?
:20:17
	Jij hebt dit geflikt om niet
met die mensen te hoeven praten.
:20:23
	We raken z'n signaal kwijt.
-We moeten achter 'm aan.
:20:27
	lk heb 'n voertuig nodig.
ls er een wagen beschikbaar?
:20:40
	Fijn dat u heeft gebeld. Waar is hij?
-Achter. En hij voert wat in z'n schild.
:20:49
	Kom er nou af, Beasley.
:20:53
	Wat kom jij doen?
:20:54
	Dit is mijn huis, niet het jouwe.
Wat doe je?
:20:58
	Hij leek zich niet lekker te voelen.
lk wou 'm naar de dierenarts brengen.