1:47:17
Je zei dat ik een goed mens ben.
1:47:22
Maar ik gaf iemand het leven
en nam het daarna weer af.
1:47:29
Dat geldt toch voor iedereen ?
1:47:34
Waarom troost die gedachte me niet ?
1:47:38
Omdat je een goed mens bent.
1:47:53
Omdat hij je vriend is.
1:48:30
De zomer was uitzonderlijk. Een tijd
van wedergeboorte en onschuld.
1:48:38
Een wonder voor vijftien patiƫnten
en hun verzorgers.
1:48:43
Maar nu moeten we ons richten
op de realiteit.
1:48:48
We kunnen zeggen dat het medicijn
niet werkt.
1:48:52
Dat de ziekte terugkwam.
1:48:55
Of dat de patiƫnten het verlies
van al die jaren niet aankunnen.