:54:18
	Hij stond op m'n schoenen.
:54:20
	Z'n jongens zullen 'm gaan zoeken.
:54:24
	Wat doen we met hem ? We kunnen 'm
niet zo maar op straat gooien.
:54:29
	Ik weet wel een plekje waar ze 'm nooit
vinden. Meer tafelkleden.
:54:33
	Ik wilde geen bloed op je vloer.
:54:39
	Doe de kofferbak open.
:54:45
	We halen een schep bij m'n moeder.
:54:55
	Hij moet hier ergens liggen.
Stil, anders wordt ze wakker.
:55:01
	Kijk nou eens.
:55:05
	Wat is er gebeurd ?
:55:06
	Ik heb iets geraakt. Jimmy legt 't wel uit.
:55:09
	Wat is er gebeurd ?
:55:12
	Ik heb je zo lang niet gezien.
Wat is er gebeurd ?
:55:16
	En jou ook niet.
:55:18
	Waarom ben je nog op ?
:55:20
	Jullie kwamen binnen.
Ik ben zo blij hem te zien.
:55:24
	Ga maar naar binnen, 
dan maak ik wat te eten.
:55:27
	- Ga maar slapen. We gaan weg.
- Nee. Niet terwijl hij thuis is.
:55:30
	Ik heb hem zo lang niet gezien.
Ik wil hem zien.
:55:33
	Naar binnen.
:55:33
	Dit spul is machtig.
:55:35
	Waar heb je gezeten ? Ik heb je niet gezien.
:55:39
	Je hebt niet eens gebeld.
Waar heb je gezeten ?
:55:41
	Ik heb nachtdienst gehad.
:55:44
	Vanavond waren we op stap.
:55:46
	We hebben een ritje gemaakt
en we hebben 'n hert aangereden.
:55:50
	Daar komt dat bloed vandaan.
Dat zei Jimmy toch.
:55:53
	Ik heb dit mes nodig.
Mag ik 't eventjes lenen ?
:55:58
	't Arme dier.