Speed
anterior.
apresentar.
marcadores.
seguinte.

:32:08
Gaat het?
:32:14
Alles is oké. Het is voorbij.
:32:17
Je hebt het gehaald.
:32:26
Ik haat het vliegveld.
:32:34
Je wordt niet sentimenteel, hè?
:32:37
Dat zou best kunnen.
:32:43
Relaties die onder grote druk ontstaan,
houden geen stand.

:32:48
Ik heb het bestudeerd.
:32:51
Daar is de cavalerie.
:33:09
Hoe gaat het?
:33:13
Misschien geef ikje wel vrij.
:33:17
Tjonge.
:33:19
Mac, dit is Annie.
:33:21
Dit is inspecteur McMahon.
:33:24
Hoe gaat het met u?
:33:27
Dit is wel genoeg.
:33:30
Beetje voorzichtig.
:33:33
We laten jullie onderzoeken.
:33:38
Hij wil weten wanneer hij zijn geld krijgt.
:33:41
Dat zal ik de klootzak vertellen.
:33:43
Hij weet niet dat de bus ontploft is.
:33:49
Over 30 minuten.

anterior.
seguinte.