1:29:11
Weet je welke bus je moet hebben
om naar het vliegveld te komen?
1:29:13
Geen probleem.
1:29:14
Ik wil in deze gaan.
- Hier. Wil je hier instappen?
1:29:21
Ik denk dat dit het is, niet?
1:29:25
Ik heb echt...
1:29:31
Weet je wel
- Ja ik ook.
1:29:40
Heb een mooi leven. Veel plezier
in alles wat je doet.
1:29:43
Succes met school.
1:29:47
Ik heb hier een hekel aan.
1:29:49
Ik ook.
De trein gaat bijna vertrekken.
1:29:59
Weet je al die onzin
waar we het over hebben gehad
1:30:02
van elkaar niet meer zien?
Dat wil ik niet.
1:30:04
Ik ook niet.
1:30:06
Niet?
- Ik wachtte totdat jij het zou zeggen.
1:30:07
Waarom zij je niks?
1:30:09
Ik was bang dat je me niet meer wou zien.
1:30:11
Wat wil je doen?
1:30:14
Misschien moeten we elkaar hier ontmoeten
over vijf jaar.
1:30:17
Vijf jaar? Dat is een lange tijd.
1:30:19
Het is afschuwelijk.
Net een sociologisch experiment.
1:30:23
Over één jaar dan?
- Eén jaar.
1:30:25
Wat dacht je van zes maanden?
- Zes maanden?
1:30:28
Dan zal het gaan vriezen.
1:30:30
Nou en? We komen hierheen,
en we gaan ergens anders naartoe.
1:30:36
Zes maanden vanaf nu of gisternacht?
1:30:39
Gisternacht. Zes maanden
vanaf gisternacht, dat was
1:30:43
16 juni.
1:30:44
Dus spoor negen, zes maanden vanaf nu
om zes uur savonds.
1:30:49
December.
1:30:50
Het is een treinrit voor jou,
maar ik moet hierheen vliegen.
1:30:54
Maar ik zal er zijn.
1:30:55
Oké, ik ook.
- Oké.
1:30:59
We gaan niet bellen, schrijven of