:51:01
Geloof je in God?
:51:03
De vraag is niet of je in God gelooft,
maar of God in ons gelooft.
:51:07
Ik had een vriend die Grunwalski heette.
:51:11
We werden samen
naar Siberië gedeporteerd.
:51:14
Wie naar 'n werkkamp
in Siberië moet,
:51:18
rijdt in beestenwagons
:51:21
door de bevroren steppen, dagenlang,
:51:25
zonder een levende ziel te ontmoeten.
:51:27
Je warmt je aan elkaar.
:51:30
Het probleem is je te ontlasten.
:51:33
Je kan onmogelijk in de wagon kakken.
:51:37
We stopten alleen
:51:40
om water te nemen voor de locomotief.
:51:44
Nu was Grunwalski vreselijk preuts.
:51:47
Zelfs als we ons samen
moesten wassen,
:51:50
schaamde hij zich.
:51:51
Ik lachte er vaak om.
:51:54
De trein stopt, en iedereen maakt
van de gelegenheid gebruik
:51:58
om achter de wagons te gaan kakken.
:52:01
Maar ik had Grunwalski zo geplaagd
:52:05
dat hij liever wat verder ging.
:52:08
Als de trein weer vertrekt,
springt iedereen erin,
:52:13
want de trein wacht niet.
:52:16
Het probleem was dat Grunwalski
wat verder was gegaan
:52:20
achter een struik,
en nog niet klaar was met kakken.
:52:24
Ik zie hem vanachter de struik springen
:52:28
en zijn broek met beide handen ophouden
:52:31
om niet te vallen.
Hij holt achter de trein aan.
:52:36
Ik steek mijn hand uit,
:52:38
maar als hij ze wil grijpen,
:52:41
laat hij zijn broek los
zodat ze afzakt.
:52:45
Hij trekt ze weer op
en begint weer te rennen.
:52:49
Maar zijn broek zakt af
:52:52
telkens als hij naar mijn hand grijpt.
:52:56
En wat gebeurde er toen?
- Niks.
:52:59
Grunwalski is doodgevroren.