While You Were Sleeping
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:09:02
Word nou wakker ? Hoort u mij ?
:09:06
Word wakker. Help, help.
:09:11
Meneer, er komt een trein aan.
Hij rijdt snel. Het is een sneltrein.

:09:44
Er is net een man binnengebracht.
- Wat is zijn naam ?

:09:49
Ik moet z'n naam weten.
Weet u z'n naam niet ?

:09:52
Waarom...
U mag hier niet in.

:09:55
U begrijpt het niet ?
- Ben ut familie ?

:09:57
Alleen familie.
- Nee, u begrijpt niet... ik was...

:09:59
Daar wachten.
:10:03
Wat hebben we hier ?
:10:08
Ik zou met hem gaan trouwen.
:10:26
Kom maar daarheen.
:10:34
Praat maar tegen hem.
:10:47
Alles komt goed. Dat weet ik.
:10:51
Het komt goed.
- Is dat de vrouw die hem heeft gered ?

:10:57
Sterker nog, ze is zijn verloofde.

vorige.
volgende.