Brat
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:23:15
Ga jij maar naar huis. Naar moeder.
1:23:19
Ze is al oud. Ze heeft hulp nodig.
1:23:26
Geef haar het geld maar.
1:23:31
Zoek een baan. Bij de politie.
1:23:36
Daar werkt oom Kolja. Hij is de chef.
1:23:40
Een klasgenoot van vader.
1:23:46
Ze hebben wel plek voor je.
1:23:52
Ga niet met de trein.
1:23:56
Ga maar liften.
1:24:10
Nou, broer? Het beste.
1:24:19
Misschien zien we elkaar nog eens.
1:24:23
Wat nou, heks, ben je het vergeten?
1:24:26
Ben je vergeten wat ik gezegd heb!
1:24:30
-vergeten, hé?
- Lieve Pavel!

1:24:34
lk zal je leren!
1:24:42
Die schoft van je. lk zal hem stront
laten vreten.

1:24:45
Waar is hij?
Waar is die zak?

1:24:48
Hier ben ik.
1:24:51
Daar is-ie, de fijne jongen.
1:24:56
Nou, broer, hoe moeten we dit
wijf delen?

1:24:59
lk ben je broer niet.

vorige.
volgende.