Affliction
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:03:03
Een man met een politiejasje
zit achter het stuur.

:03:07
Naast hem zit een kind,
:03:09
een meisje
met een tijgermasker op haar gezicht.

:03:20
Ik moest je kostuum oppikken
en daarna had je honger.

:03:24
Wie zijn schuld is het dan wel ?
Jij bent de baas, pap.

:03:32
Kijk, die kinderen bellen nog aan.
Zij zijn nog op pad.

:03:35
Dat zijn de Hoyts.
- Maakt niks uit. Ze zijn op pad.

:03:40
Je ziet toch ook wel dat het laat is.
:03:43
De Hoyts werken zich maar in de nesten.
:03:47
Kijk, ze hebben die brievenbus
vol scheerschuim gespoten.

:03:51
Waarom doen ze dat ?
- Doen ze wat ?

:03:54
Je weet wel.
- Dingen kapotmaken ?

:03:56
Ja. Het is stom.
:03:58
Tja. Omdat ze stom zijn.
:04:02
Deed jij dat ook toen je klein was ?
- Nee.

:04:08
Nou ja, een beetje.
Het was niet gemeen.

:04:11
Met mijn vriendjes en mijn broers.
Toen was het grappig.

:04:16
Maar dat is het nu niet ?
- Nee, nu is het niet grappig.

:04:20
Ik ben politieman.
Ik moet de klachten horen.

:04:23
Ik ben geen kind meer.
Een mens verandert.

:04:26
Jij hebt vast veel stoute dingen gedaan.
- Waar heb je het over ?

:04:31
Weet ik niet.
Ik denk gewoon dat je stout was.

:04:37
Ik was niet stout. Helemaal niet.
:04:43
Heb je dat van je moeder ?
- Nee. Ze praat niet meer over je.


vorige.
volgende.