:23:04
Het leek sterk op het geluid
van bladeren in de wind.
:23:11
Hoe voelde het ?
:23:27
Het moest gedaan worden.
:23:30
Iemand had een deur geopend
die niet meer gesloten kon worden.
:23:37
Dat begrijp jij niet.
:23:41
Je hebt het wel honderd keer gedaan.
Kom op !
:24:05
Dat is het. Naar de douches.
:24:10
- Waar heb je gezeten ?
- Wat bedoel je ?
:24:13
Ik heb geprobeerd je te bellen.
Er is een feestje zaterdagavond.
:24:19
- Ik heb het druk gehad.
- Te druk voor je beste vriend ?
:24:24
- Ik heb hard gestudeerd.
- Denk je dat je kan komen ?
:24:30
- Ik weet niet of ik de wagen krijg.
- Ik weet iemand die kan rijden.