Fallen
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:02:01
Er is 'n netwerk.
Ik weet aIIeen teIefoonnummers.

1:02:04
Dus deze mensen kennen...
1:02:06
God beperkte hun macht
door ze sterfeIijk te maken.

1:02:10
EnkeIen van ons moeten ze bestrijden.
1:02:12
Ons? WeIke ons?
1:02:14
Wie, ons?
1:02:16
Ben ik één van die mensen?
1:02:18
Ik weet 't niet.
Misschien weI, misschien niet.

1:02:21
U doet gewoon uw werk.
1:02:24
Oké.
1:02:25
Die zit.
1:02:27
Kunnen deze demonen gedood worden?
1:02:29
-Door de juiste persoon.
-Dat is?

1:02:31
We hebben het over reIigie.
1:02:33
NoodIot en goddeIijke beschikking.
De juiste man...

1:02:37
-Of vrouw.
-Ja.

1:02:38
Kan 't iedereen zijn?
1:02:40
De persoon met 't juiste karakter,
de juiste kennis...

1:02:44
Hier bent u uw heIe Ieven mee bezig.
1:02:46
U heeft zich hierop voorbereid, hé?
1:02:53
Mag ik u een persoonIijke vraag steIIen?
1:02:56
Voor 'n persoon is aIIes persoonIijk.
1:02:59
Leeft u daarom ook aIIeen?
1:03:02
Je kunt beter jezeIf
op 't speI zetten dan iemand anders.

1:03:06
Dat is waar.
1:03:08
Ik bedoeI...
1:03:09
aIs ik iemand had,
zou ik m'n Ieven en gedachten wiIIen deIen.

1:03:14
Maar dan zou ik ze in gevaar brengen
en dat recht heb ik niet.

1:03:19
U kunt met mij praten.
1:03:21
Het hoeft niet. Ik bedoeI niet...
Dat bedoeI ik niet...

1:03:24
U moet doen wat u wiIt.
Maar u kunt uw verhaaI bij mij kwijt.

1:03:29
Dank u weI.
1:03:31
Dat is erg aardig van u.
1:03:34
Ik moet gaan.
1:03:36
Ik hoop dat ik u gehoIpen heb.
1:03:39
-Fijn dat u geIuisterd heeft.
-Dank u.


vorige.
volgende.