Simon Birch
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:17:45
Simon is ziek.
- Hoe ziek ?

1:17:49
Hij is ziek, oké ?
1:17:52
Ik moet 'm zien voor ik wegga.
- Kom maar als je terug bent.

1:17:58
Mag ik niet even naar 'm toe ?
- Ga nou maar.

1:18:10
Simon is ziek.
- Weet ik.

1:18:13
En ik ook toen ik hoorde
wat hij gister heeft gedaan.

1:18:17
De hele stad praat erover.
Wat een mislukkeling.

1:18:26
Uw zoon is geen mislukkeling.
Hij is 'n held.

1:18:29
Waar heb je 't over ?
- Hij is 'n held.

1:18:34
U verdient hem niet.
1:18:37
Dat u dat maar weet.

vorige.
volgende.