1:24:03
Ik heb de sleutel
van de keuken nodig.
1:24:37
Linkshandig. Net als ik.
1:24:47
Hoe bedoelt u ?
1:24:50
Ik zag je moeder 13 jaar geleden
toen ik hier ging solliciteren.
1:24:56
Zij ging kerstcadeaus kopen.
- Hou op.
1:25:01
Ik kende niemand zoals zij.
Ik werd verliefd, daar in die trein.
1:25:12
Hoorde je wat hij zei ?
1:25:18
Hij liegt, hé ?
1:25:33
Laat hem, dominee.
1:25:43
De schoft.
Ik wou dat ik 't niet wist.
1:25:49
Had ik 't maar nooit gehoord.
1:25:53
Ik lijk wel 'n klein kind, hé ?
- Nee.
1:25:58
Een verdomd klein kind.
- Dat is niet waar.