:54:02
Zitten. We moeten meteen weg.
:54:05
Waar heb je 't over?
:54:09
Grote god.
:54:14
Wie zijn dat?
-Piraten.
:54:18
Zeerover-piraten?
:54:20
Smokkelaars, dieven.
Ze overvallen boten.
:54:25
Ze hebben iemand vermoord.
:54:27
Ze zullen ons ook vermoorden.
Omdat we ze hebben gezien.
:54:53
Hij heeft me gezien.
-We hebben bezoek.
:55:05
Ze hebben 'n boot laten zakken.
-Wat voor boot?
:55:09
Een motorboot.
:55:23
Sneller.
:55:39
Springen. Nu.