:46:02
Hoe weet je dat ?
:46:05
- Ik ben een visserszoon.
- Je kijkt gewoon naar 't weerbericht.
:46:10
Ga je vanavond met me zeilen ?
:46:17
Ik ga over een paar dagen weg.
:46:20
Dat moet. Mijn zoon komt thuis.
:46:24
Ik weet niet of dit verstandig is.
Misschien...
:46:33
Goed.
:46:38
Het is dom om haar je koffie
te laten proeven.
:46:44
- Gisteravond vond ze 'm lekker.
- Dan was ze gewoon beleefd.
:46:49
Niemand vindt jouw koffie lekker.
:46:52
Gedraag je.
:46:57
Wat is er ?
:47:03
Blijf rustig.
:47:12
- Blijf staan.
- Blijf uit m'n buurt.
:47:15
- Je bent niet welkom.
- Blijf uit mijn buurt.
:47:18
- Heeft de rechter 't weer afgewezen ?
- Bemoei je er niet mee.
:47:22
- We willen alleen de schilderijen.
- Die hoorden bij ons.
:47:26
Iedereen moet ze kunnen zien.
:47:32
Ze zijn 't enige
wat je van haar hebt overgelaten.
:47:35
Dat is voor het eerst
dat je me voor moordenaar uitmaakt.
:47:40
- Ze is niet vermoord.
- Hij liet haar alleen.
:47:44
- Ze wilde thuiskomen !
- Ze was thuis !
:47:47
Nu vermoordt hij haar moeder ook nog.
:47:50
Ik heb gegeven wat ik kon.
:47:52
Ik wil de schilderijen.
Je hebt toch al een ander.
:47:56
Hou je erbuiten.
Ga weg.