Mumford
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:28:05
Maar jij bent hier de dokter.
Wat denk jij ervan?

:28:13
Ze lijkt me erg ongelukkig.
- Dat wisten we al, professor.

:28:19
De grote vraag, de vraag
waar alles om draait, luidt: Waarom?

:28:33
Kunt u rijden?
- Ja, hoor.

:28:36
Heeft u uw rijbewijs?
:28:38
Maar geen auto?
- Heb ik niet nodig.

:28:41
Ik heb m'n rijbewijs twee weken.
- Je rijdt goed.

:28:45
Ik rijd al vanaf m'n twaalfde.
- Vandaar.

:28:51
Kunt u m'n moeder helpen?
- Ik doe m'n best.

:28:57
U moet haar helpen.
:29:00
Nessa Watkins komt ook bij u, hè?
U behandelt haar toch?

:29:06
Wat is er met haar?
- Is ze een vriendin van je?

:29:11
Nou ja, zo'n beetje.
:29:13
Ze is echt niet normaal.
Ze eet nooit, terwijl ze broodmager is.

:29:19
Ze stopt zichzelf vol met rotzooi
en duikt met iedereen de koffer in.

:29:24
Wie zo doet, moet zichzelf wel haten.
:29:30
Heeft u ooit een grotere eikel gezien
dan m'n stiefvader?

:29:41
Bedankt, Martin.
:29:45
Laat 'm maar.
Dat vindt Jeremy niet erg.

:29:51
Mag jij zomaar de weg oplopen?
Nee, hè?

:29:55
Mooie auto. Hoe is hun huis?
- Dat is erg mooi gelegen.


vorige.
volgende.