Mumford
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:37:01
Ik weet waar je op uit bent.
Dat wist ik meteen.

1:37:05
Waar ben ik dan op uit, Mrs. Crisp?
- Op Sofie. Je wilt m'n dochter.

1:37:16
U heeft helemaal gelijk.
- Dat zal nooit gebeuren.

1:37:20
Je bent er gloeiend bij.
- Moeder.

1:37:23
Ga weg.
1:37:29
Je hebt het programma gezien?
- Welk programma?

1:37:34
Niet helemaal. We keken naar ER.
Toen belde er iemand.

1:37:39
Maar je weet genoeg.
1:37:49
Weet je hoe verraden ik me voel?
- Ja.

1:37:53
Hoe misbruikt ik me voel?
- Ja. Je bent niet de enige.

1:37:57
Voel jij je soms ook misbruikt?
- Ik niet. Maar al m'n andere patiƫnten.

1:38:02
Ik kan de pek met veren al ruiken.
- Je verdiende loon.

1:38:06
Ik zou ziedend moeten zijn.
1:38:11
Ik ben ziedend.
1:38:14
Maar?
- Niets maar.

1:38:17
Je hebt iets verschrikkelijks gedaan.
- Dat weet ik heel goed. Geloof me.

1:38:24
Voor je me afschrijft,
moet ik je iets zeggen.

1:38:30
Wil je erover nadenken?
- Dat ligt eraan. Ik heb een rothumeur.

1:38:34
Ik hou van je, meer dan ik ooit
van iets of iemand gehouden heb.

1:38:44
Ik wil de rest van m'n leven
met je doorbrengen, m'n echte leven.

1:38:48
Maar ik weet niet
of jij hetzelfde voelt.

1:38:52
Eigenlijk wel.
1:38:58
Maar eerst moet ik je wat vragen.
- Vraag maar wat je wilt.


vorige.
volgende.