Titus
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:11:01
Genade
:11:03
is het ware kenmerk van adel.
:11:06
Hoogedele Titus,
:11:11
spaar mijn eerstgeboren zoon.
:11:15
Bedaar, vorstin, en neem 't mij niet kwalijk.
:11:17
Dit zijn hun broeders, die uw Goten
:11:20
Levend zagen en dood,
:11:22
en voor hun gevallen broeders
:11:23
vragen zij vroom een offer.
:11:26
Daarom is uw zoon aangeduid
:11:30
en hij moet sterven
:11:32
om hun schimmen te sussen.
:11:34
Weg met hem, en steek een vuur aan.
:11:37
Met onze zwaarden hakken we
:11:39
zijn ledematen af
:11:40
om ze in het vuur te gooien.
:11:43
O wrede, goddeloze vroomheid.
:11:48
Was Scythiƫ ooit half zo barbaars ?
:11:51
Zet Scythiƫ niet naast 't eerzuchtige Rome.
:11:54
Alarbus krijgt rust,
:11:56
en wij overleven
:11:57
om onder Titus' dreiging te beven.
:12:02
Blijf onverschrokken
:12:05
en hoop dat de goden goedgunstig zijn
:12:07
voor Tamora, koningin der Goten,
:12:09
en dit bloedig onrecht zullen wreken.
:12:25
Heer en vader, de riten zijn volbracht.
:12:27
Alarbus is geslacht
:12:29
en zijn ingewanden voeden het offervuur.
:12:32
Nu rest ons onze broeders te begraven
:12:34
en hen met luid geschal welkom te heten.

vorige.
volgende.