:08:05
Wacht.
:08:15
Als je mij de goden laat zien...
:08:17
dan eten we samen.
:08:26
Kijk, bevroren mensen.
:08:30
Aan die bevroren mensen
herken je het dorp van de goden.
:08:34
Toen de goden vertrokken,
mocht de mens niet kijken.
:08:38
Zij die het wel deden,
werden voor altijd bevroren.
:08:42
Toen de goden er waren,
vlogen ze door de lucht.
:08:45
Ze reden in strijdwagens
naar grotten met gouden bogen.
:08:50
En overal was voedsel.
:08:53
Het was magisch.
:08:57
De goden mochten niet verliefd worden
op sterfelijke vrouwen.
:09:01
Maar deze deed dat wel.
:09:03
Ze hebben hem daarom als straf
bevroren achtergelaten.
:09:10
Is hij een echte god?
:09:12
Je gelooft toch alleen
wat je kan zien?
:09:25
Er is nog meer. Als de zon ondergaat,
zie je de rest van de goden.
:09:30
Dat zijn de heldere lichten.
:09:34
Als het donker is, komt het beest.
In die grot zitten we veilig.
:09:44
Kijk die stakkers eens.
De goden waren echt kwaad op ze.
:09:48
Carlo, we gaan eten.