:01:03
	Naar kantoor.
Je zoon heeft zich bezeerd.
:01:07
	Waar is hij ?
:01:09
	'n Repetitie op school.
Hij vraagt of je komt.
:01:26
	Is dat jouw pa ?
:01:32
	Ik wed dat de mijne hem aankan.
:01:38
	Hij wilde absoluut dat we u belden.
:01:41
	AI was u lastig te vinden.
:01:43
	U staat niet op de lijst.
:01:47
	Audrey doet dit soort dingen.
:01:49
	Welk soort ?
:01:52
	Joseph.
:01:57
	Moet ik met stinkspul smeren ?
:02:00
	Het is meer emotioneel.
:02:02
	Fysiek is er niet veel gebeurd.
:02:05
	Niet zoals toen jij
naar 't ziekenhuis moest.
:02:12
	Pardon ?
:02:14
	Mijn kamer was toen aan de overkant.
:02:21
	Je kent mij niet meer, hè ?
:02:27
	Ik had rood haar.
:02:32
	Je was nog iets jonger dan Joseph
toen 't gebeurde.
:02:36
	Wist dat...
:02:38
	de regels bij het zwembad
vanwege jou veranderd zijn ?
:02:45
	De kinderen vertellen het nog steeds,
als een soort spookverhaal.
:02:50
	'Wist dat hier een jongen
bijna verdronken is ?'
:02:56
	'Hij lag vijf minuten op de bodem...
:02:59
	en toen ze hem eruit haalden,
was hij dood.'