:16:14
Hoe is het?
:16:16
Ik moet meer hebben.
:16:28
Ik moet meer hebben. Meer.
:16:31
Ik kan maar twee koffers meenemen.
Ik kan niet elke dag komen.
:16:36
Het vliegt de deur uit.
Zeg het tegen George.
:16:39
We laten een hoop geld liggen.
George bedenkt wel wat.
:16:43
Ik zal het hem zeggen.
:17:09
Twintig, veertig, zestig, tachtig...
negen.
:17:11
Twintig, veertig, zestig,
tachtig... duizend. 128.000 dollar.
:17:16
Ik krijg er vanzelf een stijve van.
:17:19
Stel je voor, George.
:17:23
Wat is er? Scheelt er wat?
:17:25
Wees eens vrolijk.
De helft is van ons. We zijn rijk.
:17:29
Het is niet genoeg.
:17:31
Wat?
- Wat bedoel je?
:17:33
De handel deugt niet. Wij doen
alle werk en krijgen kleinhandel.
:17:38
We zijn tussenpersonen.
- Nou, en?
:17:40
We moeten bij de bron komen.
- Bron? En Derek dan?
:17:44
Ook een tussenpersoon.
En hij is onze vennoot.
:17:47
Wat goed is voor hem, is goed voor ons.
:17:50
We hebben dus een bron nodig.
Waar zoeken we?
:17:57
Spreekt een van jullie Spaans?