Experiment, Das
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:51:00
Jij vindt jezelf heel slim, hè.
- Geen camera's.

:51:04
We zijn helemaal alleen.
- We willen even praten.

:51:07
En anders zet je altijd
zo'n grote bek op.

:51:11
Zuurstofgebrek?
:51:12
Geen sporen nalaten.
:51:15
Kijk die ogen eens.
- Wat kijkt hij lief.

:51:18
Zal ik hem nu slaan of naaien?
:51:22
Genoeg!
:51:39
Zeg je lokken maar gedag.
- Zit stil, anders wordt het pijnlijk.

:51:48
Geef hier.
:51:49
Het moet er keurig uitzien.
- Zeker.

:51:52
Dat gaat vlot.
Zoef en alles is weg.

:52:07
Koud, hè.
We breien wel een muts voor je.

:52:13
Kun je ook je eieren in dragen.
:52:16
lk ken jouw slag.
Werk ons niet langer tegen.

:52:19
We zeggen dat je om je vrijlating
verzocht hebt, dan ben je morgen weg.

:52:23
Begrepen, 77?
- Hè, eikel.

:52:26
lk wil het je horen zeggen, 77.
:52:28
lk heb het begrepen.
- Wat?

:52:30
Ja, meneer de gevangenbewaarder.
:52:33
Ziezo.
- Alles geregeld.

:52:40
lk moet pissen.
- Deed dat zeer?

:52:44
Jij met je grote bek.
- lk moet ook pissen.


vorige.
volgende.