:31:00
Toch, O Heer, Heilig God,
O machtige Heer...
:31:18
Goede middag, dames.
:31:21
Ik ben inspecteur Abberline.
Dit is Sergeant Godley.
:31:23
Wij onderzoeken de moorden
op Polly Nichols en Martha Tabram.
:31:27
Wij begrijpen dat jullie vriendinnen
van beide dames waren.
:31:30
Goede vrienden. Wij hoopten dat
u ons kon helpen.
:31:33
Ik weet niets.
:31:35
Ik ook niet.
:31:37
Waarom val je ons lastig ?
Je moet McQueen hebben.
:31:40
- Is hij de baas op Nichols Straat ?
- Hij is de hart en ziel van de bende.
:31:43
Is het niet je taak
om zulke details te weten ?
:31:49
En waarom denk je dat McQueen
dit je vriendinnen aan heeft gedaan ?
:31:51
Ik kan je niet helpen.
:31:55
- Jij bent Mary Kelly. Is dat juist ?
- Dat klopt.
:31:58
Nou Mary Kelly, tenzij een van jullie
wil getuigen tegen McQueen...
:32:02
kan ik niks voor jullie doen.
:32:04
Maar, inspecteur...
:32:06
een sterke, knappe man als jij...
:32:08
kan alles doen
wat in zijn briljante hoofd opkomt.
:32:13
Ik ben een lafaard, en kan mezelf
niet helpen. Wat is jou excuus ?
:32:17
Waarom ben je zo verdomd nutteloos ?
:32:23
Kom Mary.
Zij helpen ons toch niet.
:32:48
Ben jij dat ?
:32:52
Ja, in Ierland,
voordat mijn moeder stierf.
:32:55
- Kwam je daarom hierheen ?
- Ja.
:32:57
Toen ik acht was.
:32:59
Toen alles goed was.