Iris
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:48:01
Zeg wat tegen haar, Janet.
:48:04
Dag, Iris.
:48:06
De zee is wat fris
om te zwemmen.

:48:08
Blijf zolang als je wilt.
Er is ruimte zat.

:48:11
We willen je niet tot last zijn.
:48:13
Mam heeft net zoveel rust nodig
als iedereen.

:48:16
Ik moet het kalmpjes aan doen.
:48:18
M'n buik.
:48:21
Is ze ziek ?
- Ze wordt vlug moe.

:48:23
Ze is niet...
:48:29
Wat moeten we doen ?
- Met 'r praten.

:48:31
Zodat ze kan schrijven.
Ze kan 't echt.

:49:57
Het gaat toch goed, John ?

vorige.
volgende.