Iris
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:47:04
Nee, Iris. Nee, kom.
:47:09
Goed zo.
:47:14
We gaan wandelen...
:47:16
we gaan lezen...
:47:18
pootjebaden in de zee...
:47:21
en dan kan je schrijven.
:47:23
Precies zoals vroeger.
:47:31
Daar is Iris, mam.
:47:37
Kijk wie hier is, Iris.
:47:39
Hallo.
:47:51
Ja, Iris. De zee.
:47:54
Ik wou 'n eindje lopen
om haar rust te geven.

:47:56
Ze heeft 'n idee voor een boek.
:47:59
Dag, Iris.
:48:01
Zeg wat tegen haar, Janet.
:48:04
Dag, Iris.
:48:06
De zee is wat fris
om te zwemmen.

:48:08
Blijf zolang als je wilt.
Er is ruimte zat.

:48:11
We willen je niet tot last zijn.
:48:13
Mam heeft net zoveel rust nodig
als iedereen.

:48:16
Ik moet het kalmpjes aan doen.
:48:18
M'n buik.
:48:21
Is ze ziek ?
- Ze wordt vlug moe.

:48:23
Ze is niet...
:48:29
Wat moeten we doen ?
- Met 'r praten.

:48:31
Zodat ze kan schrijven.
Ze kan 't echt.


vorige.
volgende.