Iris
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:12:04
Janet is dood, Iris.
1:12:10
Ze willen dat ik wat zeg,
maar ik weet niks.

1:12:14
Janet is dood, Iris.
1:12:26
Ik mis Janet ontzettend.
1:12:31
Ik mis Janet
1:12:33
omdat ik grappige dingen
1:12:35
uit ons leven voor haar bewaarde.
1:12:39
Dingen die ik Iris
niet langer kan vertellen.

1:12:42
We hadden onlangs
een andere vriendin

1:12:45
bij ons in Oxford te logeren.
1:12:47
Ik zag dat ze
1:12:48
het bad stond schoon te maken.
1:12:50
En ik zei:
"Ach, dat hoeft helemaal niet."

1:12:53
Waarop zij zei:
"Jawel, ik wil in bad."

1:13:00
Ik had Janet die anekdote
1:13:02
graag verteld.
1:13:04
Ze zou het
leuk hebben gevonden.

1:13:07
Ze zou erom... Gelachen hebben.
1:13:12
Ik bedoel maar, ik denk...
1:13:19
Anna Karenina... Van Tolstoj...
1:13:22
was op weg naar het station
1:13:24
om zich voor de trein te gooien
1:13:26
en zag iets grappigs
dat ze Vronsky,

1:13:29
haar minnaar, wilde vertellen.
1:13:30
Dat doen we allemaal.
Ik met Iris...

1:13:33
en Janet, al onze vrienden...
1:13:35
Maar toen bedacht Anna dat ze
1:13:38
Vronsky nooit zou weerzien
1:13:40
omdat ze op 't punt stond
1:13:42
zelfmoord te plegen.
1:13:46
Maar ik hoor dit nu
niet te vertellen.

1:13:51
Janet heeft
geen zelfmoord gepleegd.

1:13:57
Maar als er een ding is

vorige.
volgende.