:15:01
Je was dol op je vader, maar je
was nog een kind toen hij stierf.
:15:06
Je kent hem niet als man.
- Waren jullie niet gelukkig ?
:15:11
Dat heb ik niet gezegd.
:15:14
We hielden van elkaar.
We hadden het fijn samen.
:15:18
Maar niet altijd.
- Je voelt je schuldig.
:15:21
Omdat ik na 9 jaar iemand heb ?
:15:24
Omdat hij ziek is geworden
door z'n werk.
:15:28
Heeft hij leukemie gekregen
van als manager te werken ?
:15:35
Nee, hij had een hekel aan z'n werk.
:15:38
Maak het nou.
- Dit is waanzin.
:15:41
Pap wist het, Faith wist het.
- Dat wil niks zeggen.
:15:46
Faith slikte alles wat hij zei.
- Wat bedoel je ?
:15:50
Je vader gebruikte Faith
om z'n mythes in stand te houden.
:15:55
Dat was haar functie.
- Hij hield van haar.
:15:58
Misschien had hij minder
van haar moeten houden.
:16:02
Ze was verantwoordelijk
voor zijn geluk. Dat is fout.
:16:07
Je was jaloers op Faith.
- Dat is waar.
:16:12
Jij ook, al ben je dat vergeten.
- Ik niet.
:16:16
Goed, hoor.
:16:18
Jij hebt Faith laten gaan.
:16:21
Jij. En je hebt nooit uitgezocht
wat er gebeurd is.
:16:27
Dat is niet waar.
:16:30
Mam...
- Ga weg. Vertrek dan.
:16:34
Heb ik nog wat misdaan ?
Zeg het en ga weg.