:41:00
	Ga jij naar huis ?
:41:01
	Ik ga naar huis ja.
:41:10
	Ik heb wel trek.
Jij ook ?
:41:13
	Ik lust wel wat.
:41:16
	Wat is er ?
:41:19
	Niets.
:41:22
	Wat is er ?
:41:23
	Niets hoor.
- Zeker weten ?
:41:28
	Je had iets moeten bestellen.
:41:29
	Wat ik besteld heb is lekker.
Dit is lekker.
:41:33
	Groenten zijn goed voor je.
:41:34
	Wil je ook wat ?
:41:35
	Kom op.
:41:37
	Probeer eens.
Het is lekker.
:41:39
	Het bestaat uit...
witte kool...
:41:41
	rode kool... gele kool.
:41:45
	Ranzige kool.
:41:51
	Zo vies is het nu ook weer niet.
:41:58
	Maar, hé
:42:01
	waar hou je van ?
:42:03
	Of, wat doe je graag ?
:42:05
	Wat zou je graag willen doen ?
:42:07
	Wat ik zou willen doen ?
:42:13
	Ik zou wel leraar willen worden.
:42:16
	Ja ?
:42:17
	Mijn moeder was lerares.
:42:19
	Echt waar ?
:42:20
	Een leraar...
:42:23
	heeft een machtige positie.
:42:27
	Je kunt die kinderen
dingen meegeven en zo.
:42:30
	Ik denk dat je
een goede leraar zou zijn.
:42:32
	Echt ?
Dank je.
:42:36
	Ik vind...
:42:39
	Ik vind je knap.
:42:44
	Dank je.
:42:48
	Wat is er ?
:42:50
	Het is zo grappig.
:42:52
	Ik bedoel lief,
wat er gebeurt met je...
:42:55
	met je mond, als je lacht.
:42:57
	Een mondhoek gaat
hoger dan de andere.
:42:59
	Wist je dat ?