:51:15
Mijnheer waar bent u?
:51:20
Ik hoor uw voetstappen.
Waar bent u?
:51:31
Gewone stervelingen
mogen geen tsaren nazitten.
:51:39
U haalt haar toch niet in.
:52:12
Ik hoor uw voetstappen.
Ik hoor ze.
:52:20
Mijnheer wat doet u toch?
Het is koud, kom.
:52:26
Ja, het is koud.
- Laten we gaan.
:52:29
Ze is weg.
- Zo is het.
:52:32
Weer is ze verdwenen.
- Ga 's opzij.
:52:34
Weet u waar we heen moeten?
- Help 's. Kom mee.
:52:40
Hij laat ons niet door.
- Laat ons door. Nu mag het.
:52:44
Waar is de deur?
Waar?
:52:48
Dag. Snel we kunnen hier
niet blijven staan .
:52:54
Waarheen? Dank u. ik moet inderdaad
m'n haar weer 's kammen, ja.