:52:12
	Ik hoor uw voetstappen.
Ik hoor ze.
:52:20
	Mijnheer wat doet u toch?
Het is koud, kom.
:52:26
	Ja, het is koud.
- Laten we gaan.
:52:29
	Ze is weg.
- Zo is het.
:52:32
	Weer is ze verdwenen.
- Ga 's opzij.
:52:34
	Weet u waar we heen moeten?
- Help 's. Kom mee.
:52:40
	Hij laat ons niet door.
- Laat ons door. Nu mag het.
:52:44
	Waar is de deur?
Waar?
:52:48
	Dag. Snel we kunnen hier
niet blijven staan .
:52:54
	Waarheen? Dank u. ik moet inderdaad
m'n haar weer 's kammen, ja.
:53:00
	Mooi haar hebt u, met al die krullen.
:53:03
	Dank u. Thee. Men biedt thee aan.
Wilt u thee?
:53:10
	Ik ook niet, maar ze dringen aan.
Waar is de thee?
:53:14
	We hebben geen tijd .
:53:16
	Ik weet dat ik mooi ben.
- Waar?
:53:19
	Wat wilt u dat ik vertel?
Wat? Nee nee.
:53:26
	Nee, dat kan ik niet vertellen.
Wat is dat nu weer?
:53:32
	Dat is toch uw boek?
- Welnee dat heeft hij geschreven.
:53:37
	En hij za 't signeren.
:53:42
	Volg me. Kom mee.
:53:45
	Mijnheer wat ziet u?
Kunnen we daarheen?
:53:49
	Wat ik zie?
Nog niks.
:53:53
	Die mensen wachten ergens op.
Kom maar naar mij toe.
:53:57
	Pas op,
anders vreten die gekken u op.