:06:05
Vertrouw jij de Polen?
- Die kunnen me niks schelen.
:06:09
ln nummer drie
vertrouwen ze niemand.
:06:13
Mij ook niet?
- Weet ik niet.
:06:15
lk ben Hongaar.
- Maar je bent hier.
:06:18
En dus ben ik voor de Polen?
- Rosenthal maakt zich zorgen.
:06:22
Hij zegt dat we geen tijd hebben.
- Ze willen afwachten.
:06:26
Als het front...
- Nee.
:06:29
Er komen elke dag vliegtuigen over.
:06:32
Niet voor ons. Als de Russen komen,
gaan wij op de brandstapel.
:06:39
Dat zegt iedereen.
- Het klopt. Je bent al dood.
:06:44
Ze weten alleen nog niet
hoe ze het doen.
:06:47
Heb je goud?
- Ja. Wat moet ik zeggen?
:06:50
Dat het niet gebeurt.
:06:53
Vertel ze dat maar. Vooruit.
:07:47
Zo wordt het alleen uitgesteld.
Moet je hier zijn?
:07:52
Elke dag telt.
Ze zijn er net zo lang als wij.
:07:56
Ze kunnen eerder gaan dan wij.
:07:59
Hij beslist niet.
- Het is een meeloper.