Arven
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:47:44
Wil je me de haarlak geven?
:47:52
Hij komt naar de voorstelling.
- Wie?

:47:55
Christoffer.
:47:59
Zijn jullie weer bij elkaar?
- Nee.

:48:01
Ik kwam hem op straat tegen.
:48:05
Ik was zo blij hem te zien.
:48:12
Dames, op over tien minuten.
- We komen eraan.

:48:50
Jullie moeten op.
- Ik kan het niet. Niet vanavond.

:48:56
Dat kan je wel.

vorige.
volgende.