1:02:00
Jij ziet er ook niet zo goed uit.
- Ik weet het.
1:02:02
Er heerst een ziekte.
1:02:04
Ik denk dat al mijn
vrienden besmet raken.
1:02:07
Weet je of hier in de
buurt een ziekenhuis is?
1:02:10
Ja.
1:02:11
Blijf daar.
Kom niet dichterbij.
1:02:15
Ik ga een dokter halen.
1:02:17
Dank je wel.
1:02:19
Pannenkoeken.
1:02:21
Pannenkoeken.
- Geen pannenkoeken.
1:02:24
Pannenkoeken.
- Geen pannenkoeken.
1:02:37
Dennis, ik zei je op
de schommel te blijven.
1:03:00
Waarom kwam je hierheen?
1:03:03
Kijk nou wat je gedaan hebt.
1:03:04
Ik heb gewoon een dokter nodig, oké?
1:03:06
Kijk wat je met dit
arme jochie hebt gedaan.
1:03:08
Wat heeft hij met je gedaan?
- Ik heb alleen...
1:03:11
een verdomde dokter nodig, man.
1:03:14
Ik ben al een jongen kwijtgeraakt.
1:03:16
Ik wil er niet nog één verliezen.
1:03:18
Wat als de dokters mijn
zoon niet kunnen genezen?
1:03:21
Als je mijn zoon ziek maakt,
is dat hetzelfde als hem doden.
1:03:24
Het is moord.
- Wat?
1:03:27
Dat jij ziek bent,
is jouw probleem.
1:03:31
Nu is Dennis ziek.
En dat is mijn probleem.
1:03:34
En als ik ziek word,
is dat Lucilles probleem.
1:03:37
Dus we moeten dat probleem
uit de wereld helpen.
1:03:41
We moeten dat probleem
meteen uit de wereld helpen.
1:03:44
Fenster. Geweer.
1:03:46
Donder op, man.
1:03:56
Er zitten kinderen in een hut.
Ze hebben een ziekte.
1:03:59
Ze hebben het net
overgegeven aan Dennis.