:36:01
Ik kook voor gezinnen op East Side,
ruim op, wat er moet gebeuren.
:36:07
Ik ben verzorger in een
gemeenschapshuis in de stad.
:36:13
- Was dat wat je me wilde zeggen?
- Hoe bedoelt u?
:36:16
Je zei dat je met me wilde praten.
:36:19
Nee. Ja, nou dat heb ik gezegd
:36:32
Ik moet nu aan mijn werk.
:36:46
Mijn broer...
:36:49
Hij is verleden tijd.
:36:51
- Het spijt me.
- Weet ik. Dat is bij iedereen.
:37:00
- Wie is dit?
- Hij helpt met de boodschappen.
:37:04
- Dat zal wel.
- Abner, het is goed. Hij is aardig.
:37:08
Maakt niet uit, Mam.
:37:12
Hij is alleen wat op zichzelf.
:37:15
- Je zegt dat hij Abner heet?
- Ja.
:37:19
Iets vergeten.
:37:22
Veel beter, die hoed!
:37:25
Hij is een opgefokte klootzak.
Ik krijg hem nog wel, ik zweer het.
:37:30
- Jou mag ik wel.
- Maar je kent me nog niet.
:37:37
Ik ben het spoor bijster. Hebben we
ons gesprek nu gevoerd, of niet?
:37:43
Niet echt.
:37:47
Word ik in dat gesprek uitgevraagd,
want ik wil wel eerlijk zijn.
:37:52
Over de jaren dat ik er maar
op los leefde.
:37:58
Niemand beschuldigt je ooit van
een acute aanval van humor, of wel?