:42:00
Praat met haar.
-Dat kan ik niet.
:42:04
Neem de telefoon op.
:42:07
U mag hier niet langs.
:42:09
Neem hem op.
:42:12
lk kan het niet.
-Moet ik schieten? Praat met haar.
:42:17
Zij belt niet.
-Hoe weet je dat?
:42:20
Jij bent het, klootzak.
:42:24
Je had me door.
Ik ben onder de indruk.
:42:28
Je kunt me doodschieten,
maar je wilt dat zij het doen.
:42:33
Deze dame zegt dat hij haar man is.
:42:36
lk kon het niet geloven.
-Met wie spreekt hij?
:42:39
lk weet het niet.
lk sprak hem vandaag.
:42:42
lk vertelde hem dat een man
me vandaag had gebeld.
:42:47
Raakte hij daardoor van slag?
-Een beetje. Het is niet wat u denkt.
:42:54
lk wist niet wie hij was.
-Wie is z'n psychiater?
:42:58
Die heeft hij niet.
-Voor zover u weet.
:43:01
We zijn al drie jaar getrouwd.
Dat had ik wel geweten.
:43:04
Had hij dat maar gedaan. Mij heeft
het veel ellende bespaard.
:43:10
Stu heeft niemand vermoord.
-U moet voor uzelf nagaan...
:43:15
of uw man wel is wie u denkt.
:43:17
Volgens deze getuigen
heeft hij een pistool.
:43:21
Hij heeft het gebruikt
en hopelijk doet hij dat niet weer.
:43:25
Als u onlangs ruzie hebt
gehad, zeg het dan.
:43:29
We ontruimen het hotel. lk kan
een arrestatieteam opstellen.
:43:33
Er zijn scherpschutters
op de daken opgesteld.
:43:37
Zeg het als je klaar bent.
:43:39
Hoe zit het met het afluisteren?
-Daar werken we aan. Hou even vol.
:43:44
Goed.
:43:53
Hoe wordt hij 't liefst aangesproken?
-Met Stu.
:43:58
Gaat u alstublieft mee.