:51:20
Julie? Heb je zin
om vanavond uit eten te gaan?
:51:27
Zullen we gaan? Klaar?
:51:30
Ik kom eraan.
:51:34
Je zit altijd te werken.
:51:37
Ik las een eerder geschreven stuk door.
:51:42
Dat is mijn slipje.
:51:44
Waarom ligt dat hier?
:51:48
Ik heb het bij het zwembad gevonden.
:51:56
Waar gaan we heen?
- Niet te ver weg. Ik ben bekaf.
:52:07
De vaste ober is er niet.
- Franck?
:52:10
Ik weet niet hoe hij heet.
- Hij woont in Lacoste.
:52:14
Buiten het seizoen
doet hij alleen de lunch.
:52:18
Ken je hem goed?
- Een beetje. Ik zie hem af en toe.
:52:23
Je kent bijna iedereen hier.
- Logisch, ik heb hier als kind gewoond.
:52:29
Maar niet met John.
:52:33
Hij heeft m'n moeder en mij in de steek
gelaten. Hij was er alleen 's zomers.
:52:40
Neem je hem dat kwalijk?
- Niet echt.
:52:44
We hebben ons eigen leven.
:52:46
En je moeder? Is zij Française?
:52:50
Waar woont ze?
- In Nice.
:52:54
Waarom ineens zo geïnteresseerd?
- Geen idee.