:28:00
	-Hoe ziet het eruit?
-Het heeft wat werk nodig.
:28:03
	-Wie gaat dat doen?
-Ik.
:28:06
	Jij?
:28:06
	Ik wist niet dat jij zo handig was.
:28:09
	Ik kan wel wat.
Weet je nog dat ik de afvoer maakte?
:28:11
	De afvoer in jouw keuken?
Nee, dat was ik.
:28:14
	Ik gaf je dat rubberen ding aan.
:28:16
	De ontstopper?
Dat was Tom.
:28:20
	Ik geloof het niet.
Waarom zei je zijn naam?
:28:23
	Sorry.
Vergeten. Het spijt me.
:28:26
	Ik kan er iets van maken.
Weet je?
:28:29
	Ik ga ook niet alles zelf doen.
:28:32
	Ik kan de afstammelingen van
Romaanse goden inhuren
:28:35
	voor het zware werk.
:28:36
	En dan toekijken,
en zeggen wat ze moeten doen.
:28:39
	Heb je hem al ontmoet?
:28:42
	-Wie?
-Die jongen die je gaat ontmoeten.
:28:44
	Patti, alsjeblieft.
:28:46
	Weet je wat?
:28:48
	Het gaat hier een beetje regenen.
:28:50
	-Dus ik moet nu gaan.
-Wacht, Fran.
:28:53
	Ik wil dat je je buik een kusje
geeft van mij.
:28:55
	-Fran.
-Dag.
:28:59
	Kun jij Sterretje-69 ltalie?
:29:01
	Nee.
:29:02
	Ik probeer het.
:29:07
	Hallo?
:29:24
	eén 1,000,
:29:25
	-twee --
:29:33
	Goed.