1:24:04
	- Hoe weet u dat nu?
- Het is maar een gok.
1:24:06
	Maar ik durf te wedden dat ze haar bril
niet op had toen ze uit het raam keek.
1:24:11
	Ze zei dat ze toevallig uit het raam keek.
1:24:14
	Ze had geen tijd
om eerst haar bril op te zetten.
1:24:17
	Ze denkt echt dat ze die jongen
zijn vader heeft zien vermoorden.
1:24:21
	- Maar volgens mij kon ze niet goed zien.
- Hoe weet u dat nu?
1:24:24
	En hoe weet u nu
of ze een bril nodig heeft?
1:24:27
	Misschien komen die plekjes
door haar zonnebril of is ze verziend.
1:24:31
	Maar haar gezichtsvermogen
is in het geding.
1:24:34
	We weten niet of ze zonder bril iemand
op 20 meter afstand kan herkennen.
1:24:40
	Daar kun
je geen doodsvonnis op baseren.
1:24:43
	Hou toch op.
1:24:45
	- Kan ze zich niet vergist hebben?
- Nee.
1:24:48
	- Dat is niet mogelijk?
- Nee.
1:24:54
	Is het mogelijk?
1:24:57
	Niet schuldig.
1:25:02
	Denkt u dat hij schuldig is?
1:25:05
	Zeker weten.
1:25:09
	En u?
1:25:13
	Nee.
1:25:15
	U hebt me overtuigd. Niet schuldig.
1:25:18
	- Wat maakt u me nou?
- Er bestaat voldoende twijfel.
1:25:22
	- Het is elf tegen een.
- En al het andere bewijs dan?
1:25:25
	Hoe zit het met dat mes? En de rest?
1:25:28
	U hebt zelf gezegd dat we dat
buiten beschouwing moesten laten.
1:25:37
	En nu?
1:25:42
	U staat alleen.
1:25:44
	Dat kan me niet schelen.
Dat is mijn goed recht.
1:25:50
	Daar hebt u gelijk in.