:13:01
Het bevalt ze niet dat je
zo met me te koop loopt.
:13:06
Dat zullen ze aangrijpen om je
te onthouden wat al van jou is.
:13:10
Dat wat m'n goddelijke
recht is, nietwaar?
:13:15
Inderdaad.
-Mijn goddelijke recht.
:13:22
Daar zullen we de senaat
eens over laten delibereren.
:13:35
Weet u zeker wat u eigenlijk
zo graag wilt hebben?
:13:40
Dat heb ik altijd zeker geweten.
-En Caesar?
:13:45
Niemand spreekt toch voor hem?
:14:00
Is het gepast om te staan voor deze
godin die Caesar heeft neergezet?
:14:06
Of moeten we knielen?
-Nog niet.
:14:09
U ziet dat er ruimte is
voor nog een godheid.
:14:12
Als de god Caesar naast
de godin Cleopatra staat. . .
:14:16
zal Rome voor ze in het stof kruipen.
:14:18
Als het ooit zover komt.
-Hij wil dat we hem keizer maken.
:14:22
Slechts één keer, toen hij ziek was.
-Die ziekte wordt onze ondergang nog.
:14:27
Hij heeft zich sindsdien
al tot godheid uitgeroepen.
:14:31
Niet zomaar koning,
maar keizer en god.
:14:35
Doe je ogen toch open.
-Wat verwacht je van me?
:14:39
Als men aan de eer van Rome denkt,
denkt men aan één man: Brutus.
:14:44
Neem je verantwoordelijkheid
en red Rome van Caesar.
:14:50
Vraag me niet hem ten val te brengen.
-Dan zal Caesar Rome ten val brengen.