:15:04
Neem je deze mee terug naar huis ?
- Waarom niet ?
:15:09
Wat moet je thuis met laarzen ?
:15:11
Laten we ruilen.
:15:14
Ik kreeg ze van m'n moeder.
- Mag ik ze dan lenen ?
:15:20
Jij bent eerder thuis dan wij.
:15:23
Jij hoeft niet op verlof te wachten.
:15:28
Zuster.
:15:30
Ze komen nooit.
- We zorgen dat je hier wegkomt.
:15:35
Als we terugkomen...
- Zijn we allemaal weer samen.
:15:39
Morgen komen we terug.
- Bedankt.
:15:43
Ik kom weer terug.
:15:46
Probeer m'n horloge te vinden.
:16:09
Je denkt dat ik niets om Franz geef.
Dat is niet waar.
:16:13
Ik zou alles doen
om z'n leven te redden.
:16:19
Waar hij heengaat,
heeft hij geen laarzen nodig.
:16:22
Hij heeft niets meer nodig.
En mijn laarzen doen pijn.
:16:27
Straks heeft een verpleger z'n laarzen
en niet een van z'n vrienden.
:16:33
Hij heeft gelijk, Paul.
:16:42
Dat weet ik.
:16:52
Heel goed, Kemmerich.