Neighbors
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:29:03
Dat willen we niet, omdat we
nog heel lang buren zullen blijven.

:29:13
Misschien moeten we verhuizen.
Dat zijn hele rare lui.

:29:17
Soms weet je binnen vijf minuten
al alles over iemand.

:29:21
Werk, achternaam.
Van hen weten we niets.

:29:24
Nou en?
- Waarom zei je niets?

:29:28
Jij was hier
terwijl dat mens er was.

:29:30
Weet je hoe lang het duurt,
iemand pakken?

:29:33
Nee, hoe lang duurt dat, Earl?
- Wou je zeggen dat je haar gelooft?

:29:38
Ik ben de man die je al 16 jaar kent.
- Dat weet ik.

:29:43
Wat is er aan de hand?
Hij komt binnen en jij zegt: 'Ha, Vic'.

:29:47
Hoe kende je z'n naam?
- Hij kwam vanmiddag langs.

:29:51
Ik had het nog niet verteld.
:29:53
Dat kon toch in de auto?
- We praten nooit in de auto.

:29:57
Had een uitzondering gemaakt.
Dat huis staat al zes maanden leeg.

:30:02
Jij ontmoet de nieuwe buren
als eerste en je zegt niets?

:30:06
Ben ik soms onredelijk?
- Geef me de wijn eens.

:30:10
Heb jij gezegd wie jij ontmoet hebt?
- Ik ontmoet nooit iemand.

:30:14
Dit is anders. Een nieuwe buurman
naar wiens zaakje je kan staren.

:30:20
Ik staarde niet naar z'n zaakje.
- Ik zag het.

:30:23
Je bent mijn vrouw. Ik weet
wanneer een vrouw daarnaar kijkt.

:30:29
O ja?
- Vics vrouw, die Ramona.

:30:32
Die maakte m'n gulp zowat open
met haar ogen.

:30:35
En dat vond je vreselijk. Naar
hoeveel tepels keek jij op kantoor?

:30:40
Ik ken je. Jouw ogen staan nooit stil.
:30:44
Waarom gaf je hun hond
onze biefstuk? Ik zag het wel.

:30:48
Ik was bang dat je
het niet goed zou vinden.

:30:51
Nou, daar heb je gelijk in.
:30:55
Wat moest ik dan? Vic vroeg me
om even op Baby te passen.

:30:59
Maar biefstuk?
Stop dan gelijk geld in z'n bek.


vorige.
volgende.