Neighbors
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:01:00
Niet zoals ik ze maak.
1:01:34
Voet van het gaspedaal.
1:01:38
Kijk uit met die hendel.
Stoppen, zak. Achteruit.

1:01:43
Wat? Stop. Kijk uit waar je...
Stop nou, stomme oetlul.

1:01:49
Ik sla je je hersens in.
1:01:53
Dat joch is een beest.
Heb je de sleutels?

1:01:56
De eigenaar is ontbijt halen.
- Ik hoorde dat je hier een hoer hebt.

1:02:00
Wie zei je dat?
1:02:02
Dat klopt niet.
- Geen hoer?

1:02:04
Weet je er dan een?
1:02:06
Zeker niet.
- Laat het weten als er een opduikt.

1:02:15
Pas op. Voor je het weet,
raakt dat kreng je in je ballen.

1:02:27
Dat valt best mee, niet? Die hoeft
niet weggesleept te worden.

1:02:35
Toch?
1:02:38
Ben jij die schoft die gisteren
brutaal was tegen m'n pa?

1:02:42
Hij ramde m'n auto en sloeg me.
- O ja?

1:02:48
Moet ik je ballen
tegen je voorhoofd spijkeren?

1:02:51
Laat die wrattenkop.
We moeten beerputten leegzuigen.

1:02:54
Oké, pa.
1:02:58
Je boft. Ik moet m'n pa helpen,
maar ik kom terug.


vorige.
volgende.