Neighbors
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:08:00
Mooi, hij is opgehouden.
1:08:09
Earl, kom gauw.
1:08:13
Waar ben je? Ben je boven?
1:08:18
Vic, wat is er?
- We raken het huis kwijt.

1:08:26
Vics huis staat in brand.
- Is de brandweer gebeld?

1:08:30
M'n telefoon werkt niet.
De jouwe ook niet.

1:08:36
Water, water.
1:08:38
Er is geen brand. Het is een geintje.
1:08:45
Het was vreselijk. Ze vloog
op 30 meter. Alles ging goed.

1:08:49
De besturing weigerde.
Vast door die mast.

1:08:53
M'n signaal kwam niet door.
- Arme schat.

1:08:56
De motor viel uit. Ze raakte in
tolvlucht en sloeg tegen de lijnen.

1:09:02
Toen klom ze naar 100 meter.
Je had haar moeten zien. Prachtig.

1:09:08
Toen viel ze stil en bleef ze hangen.
1:09:11
Ze dook omlaag
en sloeg in op zolder.

1:09:14
De brandstoftanks ontploften meteen.
1:09:18
De vlammen
verspreidden zich snel.

1:09:21
Dat huis is kurkdroog.
1:09:22
Met de auto had hij
naar een telefoon kunnen rijden.

1:09:26
En zijn wagen dan?
- Jij brak de achteras, papa.

1:09:37
Goed dan. Hier. Hij doet het.
Bel de brandweer maar.

1:09:41
Hij wil niet eens bellen.
Dit is weer een geintje van hem.

1:09:46
Of niet soms, Vic?
Kijk hem nou, Enid.

1:09:51
Je zwijmelt om een bedrieger,
een oplichter.


vorige.
volgende.