:18:08
'T Granaatappelsap brandde
in m'n ogen.
:18:11
Tot op de dag van vandaag hoor ik 't
suizen van hun sabels.
:18:16
Daarna lieten ze me de pitten van de
granaatappels opruimen.
:18:24
Uiteindelijk zei de vorst:
:18:26
"Maak je klaar om te reizen, morgen-
ochtend ga je weg met m'n vriend.
:18:30
Nu is hij je vorst.
:18:33
Ik ruil je tegen
deze twee honden.
:18:37
Haal je moeder maar op."
:18:41
M'n ongelukkige moeder smeekte de
vorst ons te ontzien.
:18:45
Ze herinnerde 'm eraan, hoe trouw
onze familie 't vorstenhuis gediend
:18:52
had, hoe ijverig ze voor de vorst de
beste saffraanappels verzamelt.
:18:59
De vorst was doof voor haar smeken.
Kondakar werd geroepen.
:19:04
Kondakar glimlachte gedienstig naar
de vorst en knikte met z'n hoofd.
:19:11
Op bevel van onze heer werden we naar
de dorsvloer gejaagd en ingespannen.
:19:17
We moesten tarme malen.
:19:33
Daar, onder 'tjuk, bezoedeld door
vernedering en schande,
:19:37
overleed m'n moeder.
:19:43
Ik verloor bijna m'n verstand
van verdriet.
:19:46
Zelfs mijn heer, dat monster, zelfs
:19:48
hij ontwaakte uit z'n roes en
:19:51
begon in ontzetting tot de Heer te
bidden, opdat die hem mocht ontzien.