While You Were Sleeping
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:18:03
Daar gaan we.
- Het tocht hier.

1:18:06
Ik heb smokkelwaar bij me.
1:18:08
Chocolade-ijs met pindastukjes.
1:18:13
Lucy is te gek, hé ?
1:18:16
We zijn verloofd.
- Dat heb ik gehoord.

1:18:21
Dit zal ik onthouden.
Alles is fijner. Alles voelt fijner.

1:18:27
Dit chocolade-ijs smaakt lekkerder.
- Mooi zo, het is met toffee.

1:18:32
Maakt niet uit. Ik ben herboren.
1:18:34
Als je een priester was,
zou ik alles opbiechten.

1:18:37
Niet doen. Eet je ijs nou maar op.
1:18:41
Wat stuurde m'n secretaresse
aan pa en ma voor kerst ?

1:18:43
Een fruitmand.
1:18:46
Ik ben iedere vrouw ontrouw.
- Ik ga.

1:18:48
Herinner je je de eekhoorns ?
1:18:51
Hou je mond.
1:18:54
Eerst gooide ik ze hun nest uit
met een steen.

1:18:58
En toen heb ik ze gered.
- Heb je dat aan Lucy verteld ?

1:19:03
Dat is verleden tijd.
Ik begin opnieuw met Lucy. Ze is...

1:19:12
Wat is ze ? Ze is...
1:19:15
Ze kruipt onder je huid,
zodra je haar ontmoet.

1:19:18
Je weet niet of je haar moet
knuffelen of met haar moet vechten.

1:19:24
Ze gaat naar Europa om een stempel
in haar paspoort te krijgen.

1:19:28
Moet je dat gestoord vinden, of is
dat nou juist wat haar zo leuk maakt ?

1:19:36
Nee, dat is 't niet. Maar ze moet wel
heel bijzonder zijn. Dat moet wel.

1:19:42
En ik wil de rest van mijn leven
uitzoeken waarom.

1:19:46
Ik hoef het nu niet te weten,
morgen niet.

1:19:48
Ik hoef het niet te weten
over een jaar of over tien jaar.

1:19:52
Ik hoef vandaag
niet alle antwoorden te hebben.

1:19:56
Misschien krijg ik ooit een idee,
maar ik kan nu al voor haar kiezen.


vorige.
volgende.