:33:06
Judith, hoe is het ?
- Prima. Hoe gaat 't ?
:33:10
Goed. Geweldig.
- Je klinkt niet erg overtuigd.
:33:15
Je wilt natuurlijk weten
hoever ik ben met de evaluaties.
:33:19
Hoever loop je achter ?
- Ik heb er 'n aantal af.
:33:22
Maar je loopt ver achter ?
Ik kan doen alsof ik je niet zag.
:33:27
Dat zou ontzettend aardig zijn.
:33:30
Als je voor de co-assistenten speelt.
- Basketbal ? Ik ken de regels niet.
:33:36
Die leggen we je wel uit.
Het is voor een goed doel.
:33:45
Waar ben ik ?
- In het ziekenhuis, meneer Randall.
:33:50
Is alles goed met me ?
- Tot nu toe ziet 't er goed uit.
:33:55
Waar zijn m'n kleren ? M'n spullen ?
- Buiten. Daar gebeurt niks mee.
:34:00
Ik was in het park.
- Verwarrend, hé ?
:34:05
Wilt u dat we contact opnemen
met iemand ? Heeft u familie ?
:34:10
M'n dochter, maar...
- Wanneer zag u haar voor 't laatst ?
:34:15
In 1978. Toen haar moeder overleed.
:34:19
Moeten we contact opnemen
met iemand anders ?
:34:24
Nee, ik ben erg op mezelf. Dank u.
:34:30
Oké. Wilt u even gaan staan ?
:34:33
Vergeef me,
maar ik moet u een paar vragen stellen.
:34:38
Hoeveel is zes keer vier ?
- Kan ik iets te eten krijgen ?
:34:45
Daar doen we meteen iets aan.
- Dank u. Dat waardeer ik.
:34:51
Trouwens, het is 24.
:34:55
Het antwoord op uw vraag.
:34:58
Ik ben 18 jaar onderwijzer geweest.