1:15:03
Doe 't zo snel mogelijk.
1:15:06
Hoever was die winkel van de hoek?
Ergens middenin?
1:15:12
Vlak bij de hoek?
- In het midden.
1:15:15
Dus u liep terug naar de hoek.
Liep u terug naar uw auto?
1:15:21
Waarom stond ie zover weg?
- De straat stond vol auto's.
1:15:26
Zag u nog andere mensen op straat?
1:15:30
Veel auto's, geen mensen.
Was er verkeer?
1:15:34
Weet ik niet meer.
1:15:35
Dus u was de enige
die Joe daar op straat hebt gezien?
1:15:40
Er was verder niemand.
1:15:42
U hoorde een schot, de botsing
en u zag Joe met een revolver lopen.
1:15:48
Hebt u toen de politie gebeld?
1:15:52
Ik ging naar huis.
- Naar huis? Meteen?
1:15:58
Dus u weet zeker dat het Joe was
die u daar zag lopen?
1:16:04
Toen u naar huis ging.
1:16:08
Toen u naar huis ging,
hebt u Joe gezien.
1:16:14
Hij wil de getuige
in verwarring brengen.
1:16:18
Nee, de getuige brengt ons in verwarring.
1:16:22
Ik heb ooggetuigen.
1:16:24
Ze waren daar die nacht. Ze hebben Miss
Webb daar niet gezien en Joe evenmin.
1:16:30
Miss Webb zag Joe buiten haar flat,
bij het steegje waar Joe woonde.
1:16:38
Ik noemde de verdachte 'Joe'.
U wist wie ik daarmee bedoelde.
1:16:43
De verdachte heet
William McCall, niet Joe.
1:16:47
De naam Joe is niet gevallen.
Hoe wist u wie ik bedoelde?
1:16:55
Hoe kent u de getuige als 'Joe'?