:32:06
Je neemt een naald...
:32:09
je wrijft ermee langs zijde
om hem statisch te maken.
:32:15
Dan leg je hem op een boomblad.
:32:19
Dan heb je een kompas.
:32:21
Wie neemt er nou
een naald mee op reis ?
:32:48
Verrek.
:32:54
Zie je, het werkt.
:32:57
Het werkt.
:33:00
Die bergtop, dat is het zuiden.
:33:03
En als het nou niet zo is ?
- Het is zo. Hij wordt aangetrokken...
:33:07
Ik weet hoe een kompas werkt.
- Dan weet je dat dat het zuiden is.
:33:12
En wat doen we als we daar zijn ?
- Nog een keer het zuiden bepalen.
:33:21
Het voelt niet aan
als het zuiden, Charles.
:33:25
Dat je verdwaald bent, wil niet zeggen
dat je kompas niet werkt.
:33:33
Kom op.
:33:58
De vikingen hielden koers
met een touw.